In ‘Vakmanschap is meesterschap‘ heeft Piet Moerman, emeritus hoogleraar Industriële economie en productievraagstukken aan de Erasmus universiteit, ons meegenomen in de na-oorlogse Nederlandse industriewereld. Hij liet zien hoe wij ons ten onrechte hebben afgekeerd van de zogenaamde low- en mid-tech industrie. Foute boel, voor een groot deel te wijten aan de Angelsaksiche Leitkultur van de laatste drie decennia. In dit stuk schildert Piet een aantrekkelijk alternatief.

In de herfst van 2011 verscheen het boek “Huis op orde”, dat ik samen met mijn zoon Jurgen heb geschreven. Hier volgt een puntsgewijze verhandeling voor ‘Huis op orde’ voor de Nederlandse industrie.

Beheersing en onvoors(t/p)elbaarheid

Twee aspecten zijn van essentieel belang voor een zinnig en realiseerbaar industriebeleid, namelijk beheersing van de industriële keten en de onvoors(t/p)elbaarheid van de toekomst. Een industriebeleid dat er mede voor moet zorgen dat de Nederlandse industrie haar huis op orde krijgt en eindelijk de hoogstnoodzakelijke bijdrage aan de samenleving kan leveren. Deze bijdrage bestaat uit toegevoegde waarde. Een waarde die momenteel in de schaduw van het overheersende kostendenken staat.

De uitspraak van S. Cohen en J. Zysman in ‘California Management Review’ – Spring 1987 (“The myth of the post-industrial society”) vormt het uitgangspunt, namelijk: You can’t control what you cannot make.

De vraag rijst: hoe blijft bij de huidige footloose fabricage de controle in de keten behouden?

Daarnaast is er de realiteit van Machiavelli (Hoofdstuk 15 uit “De Vorst”): ‘Maar aangezien het mijn bedoeling is iets te schrijven dat nuttig is voor wie het begrijpt, vind ik het beter mij te houden aan de feitelijke werkelijkheid van de dingen dan aan de gefingeerde voorstelling ervan’. Deze realiteit wordt gekenmerkt door stochastiek, dynamiek en complexiteit van de wereld om ons heen.

Er is dus eigenlijk sprake van onvoorspelbaarheid en onvoorstelbaarheid van de toekomst. Wij leven niet in een gemodelleerde wereld van de economische zandbak, maar in een wereld vol mist en onduidelijkheid (Carl von Clausewitz). Nederland als handelsland, met op de achtergrond de VOC, is een misvatting van de eerste orde.

Industriebeleid: waarom, waarheen, wie, wat en hoe?

Vooraleer een oplossing te poneren en deze uit te werken zijn er een aantal vragen te beantwoorden met betrekking tot Nederlands industriebeleid:

Waarom?
Een natiestaat, ook in de EU, is uiteindelijk op zijn eigen sterkte aangewezen.

Waarheen?
Een beantwoording, door de actoren, van de ‘moeten’, ‘kunnen’, en ‘willen’ vraag in goede onderlinge afstemming.

Wie?
Industriebeleid is op de eerste plaats een zaak van de industrie zelf. Samenspel kan plaatsvinden met intermediaire organisaties, banken, researchinstituten, dienstverlening en overheden. De rol van de overheid kan die van medespeler, arbiter, makelaar of katalysator zijn. In geval van het ontbreken van duidelijke spelregels, kan de regiefunctie van de overheid belangrijk zijn. Overigens speelt het hebben van spelregels in het Rijnlands denken een belangrijke rol (Ludwig Erhard).

Wat?
Industriebeleid betreft een gecoördineerde inzet om technologieën, processen, producten en markten (TPPM) evenwichtig en succesvol te positioneren op het mondiale dorpsplein.

Hoe?
Be ready and prepared door ‘Huis op orde’:

Het ‘Huis is op orde’ wanneer een aantal elementen zijn ingevuld:

  • Cultuurhistorisch referentiekader: het cultureel erfgoed met zijn Kantiaanse wortels van wijsheid, twijfel, verwondering en debatteren moet terug.
  • Sociaal-politieke transparantie: een grotere wisselwerking tussen de diverse functie-elites moet leiden tot meer maatschappelijke cohesie.
  • Maatschappelijk draagvlak: de bourgeois, de burger als (economisch) individu en de citoyen, de burger als wezenlijk onderdeel van de samenleving, worden weer verenigd.
  • Techno-economische potentie: maakactiviteiten komen weer centraal te staan met bijbehorende kennisoverdracht, creativiteit en vakmanschap. Zelforganiserend vermogen prevaleert boven de spreadsheet cultuur.

Uitwerking van achtergronden

Het is noodzakelijk om de achtergronden van industriebeleid vanuit de economische wetenschap te verklaren.
De economische wetenschap heeft veel pretenties, maar lijkt soms op middeleeuwse alchemie. Ze leeft in de gefingeerde wereld van de zandbak, gooit ‘ist’ en ‘soll’-wereld door elkaar en is daardoor niet in staat maatschappelijk gedrag, gekenmerkt door ratio, intuïtie en emotie te ontrafelen. Vanuit de oorsprong heeft ze een dogmatisch uitgangspunt, namelijk een ‘ordre naturel’ (de wereld draait onder Gods hoede als een uurwerk) en begint daarom steeds meer op een sektarische religie te lijken, met een vast geloof in marktwerking (Laissez faire, laissez passer; le monde va alors de lui-même)

NB. Een economische transactie impliceert niet automatisch marktwerking. Voor een gezonde marktwerking is nodig:

  • Fellow-feeling,
  • Fair share
  • Fair trade
  • Perfecte informatie, c.q. transparantie,
  • Goedwillend eigenbelang

Het hierachter liggende denkraam wordt gevormd door:

  • Ist- versus soll-wereld,
  • Dogma versus axioma,
  • Pragmatisme versus redeneren,
  • Geloven versus weten.

Kant zegt hierover: ‘Domheid is niet een gebrek aan verstand, maar een gebrek aan oordeelsvermogen. En je komt het vooral tegen wanneer mensen hun theorieën voor werkelijkheid houden.
Ergo: roem, geld en citaten, gekoppeld aan laptop, software en database staan tegenover twijfel, verwondering, bedachtzaamheid en wijsheid.

Hoe komen we uit deze impasse?

De spagaat is duidelijk. Enerzijds de these van Bolkestein in de FME-bijeenkomst van 2006, waarin hij opteert voor vrijhandel en open markten in een wereld die wel officiële spelregels kent, maar die helaas deze spelregels meestal niet toepast. Wij zien dehumaniserende krachten vrijkomen die mensen angstig maken. Zij worden verpletterd door het marktgeloof en globalisering. Zelfs The Financial Times van 2.10.2006 besteedt hier al aandacht aan met de volgende woorden: ‘Prelude to protectionism? Washington free traders struggle to hold the line. (…) One adviser to a senior democrat says that globalisation has become proxy for everything wrong in the American economy (trade deficit, stagnant real wages, rising inequality)’…. Ofwel het marktgeloof wordt duur betaald!

Anderzijds is de grenzen dichtgooien, protectie en de lauwe warmte van de sociale welvaartsstaat ook geen perspectief. Wilhelm Röpke noemt dat ‘Komfortabele Stallfütterung’. Dus zullen wij als natie op het Europese en mondiale dorpsplein moeten gaan knikkeren met motivatie, daadkracht en kennis van zaken, die andere spelers versteld doen staan. De zogenaamde spelregels van de heer Bolkestein worden ter plaatse gemaakt, meestal zonder arbiter, en geïnterpreteerd door de meest potente en slimme spelers. De analogie met kinderen op het echte dorpsplein is groot. Regels van de OESO, IMF, EU en de verhalen van Bolkestein helpen voor geen meter. Je moet het helemaal zelf doen, met je eigen partners!

Voor de industrie betekent dit dat het haar medewerkers duidelijk moet maken dat de menselijke maat weer terug is. Met andere woorden: job-hoppen lijkt wel leuk, als je jong, gezond en goed opgeleid bent, maar het maakt de mensen op den duur footloose en onzeker. Dit alles houdt niet een soort sociale werkplaats in, maar een werkplaats waar mensen kunnen worden aangesproken op hun kennis, kunde, creativiteit en vakmanschap; antropocentrisme versus technocentrisme. Men heeft dus de keuze tussen een onderneming die een pakketje aandelen is (tradeable good) of een doel- en marktgericht systeem waarin deskundige en geïnspireerde mensen, geholpen door hard- en software, de belangrijkste elementen zijn.

Conclusie

Max Weber heeft in zijn boek ‘Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus’ uiteengezet hoe door spaarzaamheid en ‘innerweltliche Askese’ het moderne kapitalisme en accumulatie van kapitaal tot stand zijn gekomen.

Geestelijke factoren speelden een belangrijke rol bij de opkomst van dat kapitalisme. Vervolgens beschrijft hij hoe dat kapitalisme zich losmaakt uit zijn religieuze bedding. De ver doorgevoerde rationalisatie leidt tot wat hij noemt de ‘onttovering van de wereld’. De essentie hiervan is het geloof, dat alles beheersbaar en berekenbaar is geworden. Het traditionele geloof is eigenlijk uitgerangeerd. Onze gehele westerse samenleving glijdt van een positivistische modernistische gemeenschap naar een extreem postmoderne, cynische doelrationele maatschappij. Efficiency en effectiviteit zijn de sleutelwoorden. Om dit alles in de greep te houden, doet een gigantische, Kafkaiaanse bureaucratie haar intrede; de spread sheet cultuur. Tevens wordt de waarderationaliteit verlaten ten faveure van de doelrationaliteit. Dus uitspraken over wat kan en of mag zijn zinloos geworden.

Er is alleen nog maar sprake van instrumentaliteit. Dit wordt gedekt door de kreet ‘anything goes’. En we zien dan ook in het huidige bestel dat, waar visie ontbreekt, managers en boekhouders de macht grijpen. Zij zijn de vormgevers van die extreme bureaucratie.

Oplossing

De oplossing wordt enerzijds geboden door ons huis op orde te brengen en anderzijds door een sterk gevoel voor de zwakke signalen te ontwikkelen in een doelgericht ontwikkelingsproces dat leidt tot externe actie en dat bestaat uit de volgende aspecten:

  • zelfbewustzijn
  • omgevingsbewustzijn
  • interne flexibiliteit
  • externe flexibiliteit
  • bereidwilligheid

Uit het betoog van Piet Moerman moge duidelijk worden dat, wil de Nederlandse industrie haar positie behouden en verbeteren, zij daar zelf het initiatief toe moet nemen. Pas dan voorkomen we dat ‘de kaas van ons brood wordt gegeten’ en wij ons aan kunnen sluiten in de immer groeiende rij van zieltogende economieën.