Toen Fuji Photo Film in de jaren tachtig stapsgewijs ruim een miljard Euro inves­teerde in fabrieken in Tilburg, had ik de eer om daar productiedirecteur te zijn. Ik had een Japanse collega, Sata, waar ik erg goed mee kon opschieten, zeker nadat wij el­kaar beter hadden leren kennen. Ondanks de taalbarrière konden we redelijk goed met elkaar te communiceren. Hij sprak Jengels (Japans Engels) en ik Nengels (Neder­lands Engels), en als er een echte Engelsman binnenkwam verstond niemand hem.

Jonge boompjes

We hadden veel plezier over de verschillen en de overeenkomsten tussen Japanners en Nederlanders. Zo bestaat er het beeld dat Japanners alleen maar volgzaam zijn en doen wat de baas zegt. Dat klopt niet, legde Sata uit, Japanners zijn gewoon anders. Hij zei: ‘jullie Nederlanders zijn net jonge boompjes; als het hard waait, blijven jullie overeind staan tot jullie knappen en omvallen en nooit meer opstaan. Wij Japanners zijn net als bamboe; als het waait, gaan wij platliggen en als de wind voorbij is gaan wij weer rechtop staan, alsof er niets is gebeurd.’

Hij zei ook: ‘kijk, als een plant in een kas opgroeit, wordt hij waarschijnlijk heel mooi en groot. Een plant die buiten de kas opgroeit is misschien minder mooi maar als het gaat stormen heeft hij een betere overlevingskans dan de kasplant.’ Waarmee hij bedoelde dat tegenslag en pijn louteren. Soms is niet te vermijden dat dingen moeilijk gaan maar zit er ook een les in verscholen.

Kijk, als een plant in een kas opgroeit, wordt hij waarschijnlijk heel mooi en groot. Een plant die buiten de kas opgroeit is misschien minder mooi maar als het gaat stormen heeft hij een betere overlevingskans dan de kasplant.

Nadat ik was aangenomen door Fuji, ging ik als onderdeel van mijn training op bezoek bij de Toyotafabrieken. In Japan is het de gewoonte dat een directeur van een ander bedrijf wordt rondgeleid door een vergelijkbare functionaris. Dat is een kwestie van beleefdheid en respect. Als productiedirecteur van Fuji Tilburg werd ik bij Toyota dus rondgeleid door hun productiedirecteur, die daar zijn agenda voor had leeggemaakt. In Europa zou zoiets bijna ondenkbaar zijn.

Ik was zeer onder de indruk wat ik bij Toyota zag: de automatiseringsgraad, het enthousiasme van de medewerkers en de vaak zeer eenvoudige gereedschappen en methodes die door de werknemers zelf ontwikkeld waren… De afdeling waar motoren werden gemaakt, was vrijwel onbemand. De productiedirecteur liet mij de afdeling planning zien en zei: ‘I am very proud because we do not use computers at this department’. Ik zei: ‘maar je moet toch plannen hoeveel je moet produceren?’ Hij antwoordde: ‘nee hoor, wij werken met een Kanban systeem, wij maken alleen motoren die besteld zijn.’ Ik vroeg: ‘hoe weten je toeleveranciers dan hoeveel onderdelen ze per maand moeten maken?’ ‘O,’ zei hij, ‘ik maak een schatting en aan het eind van de maand rekenen we af wat ze werkelijk hebben geleverd.’

I am very proud because we do not use computers at this department

Mijn Japanse baas zei altijd: ‘if you need a computer to solve your problem, you have not been thinking well enough!’ Ik heb lang over dat principe nagedacht en ook geprobeerd het na te leven. Ik kan alleen maar zeggen dat het me zeer heeft geholpen om vraagstukken en doelstellingen klein en overzichtelijk te houden. Zoals mijn professor bedrijfsmechanisatie (mechatronica) dr. Rankers op de TU Delft al zei: ‘mechanisatie is mooi, maar vergeet de menselijk maat niet!’.

Meer weten?

Neem dan contact op via Steven.Blom@Blomconsultancy.nl of bel mij 06-53164940.